Vaas, wel heel anders

p1080040

 

 

En zo onverwachts ging je heen en blijf ik achter, zoals al die keren dat je weg ging van mij, toen het papier, het lintje broos was, dat begon al begin 1952, toen jij met de boot met de Babou naar Nederland vertrok, wij elkaar in Amsterdam weer even zagen, in 1956 sporadisch in die Volkswagen van pa konden zien, geen woord gerept, alleen maak kijken, tot je verdween ver van mij en alles wat er na kwam, ik zou het zo weer over willen doen, waarom? moest je terug naar de overkant, je had daar niemand, behalve je man, ik zou een huis, voor je kunnen bouwen, als ik het allemaal over mocht doen! En nu? Bouw ik een plaats alleen voor jouw, op een plaats waar ik je elke dag kan zien als ik weg ga en thuis kom en weet dat je me nooit meer verlaat, wachtend op de dag dat ook ik, voor goed bij je zal zijn, tot die tijd zal ik mijn kinderen en kleinkinderen, je man verzorgen, jouw kinderen en kleinkinderen, jouw Urn, krijgt een mooie plaats, op het zuiden, zodat de zon je verwarmt en dan zijn we onafscheidelijk voor altijd, je word gevlogen, over die afstand die ons altijd in de weg heeft gestaan, die barrière, is dan overbrugt je komt thuis in wat voor mij Bandung is, het land wat wij beide missen ons hele leven, het land waar we angst kende, honger en verdriet, toch ook die goede momenten, met wat was onze moeder, we hebben gevonden onze verwanten, ook al moesten we lang wachten en jij trouw aan iedereen, we hebben eigenlijk geen tijd je te missen, je bent in ons hart, nog veel is te ontdekken, ik doe dat ook voor jou en zal niet rusten voor de onderste steen boven komt, van al het puin dat ze op ons gestort hebben, ik weet uit liefde, maar wat schiet je daar mee op? Je droom komt uit, mijn droom komt uit, we zijn weer samen, ik heb je lief mijn enige echte zus, mijn woorden galmen door mijn hoofd toen ik twee jaar geleden tegen je zei, dit is misschien de laatste keer, dat we elkaar zien? Ik zat er naast, want we ontmoeten elkaar weer, alleen ben jij tot stof geworden, het maakt me niet uit, jij blijft altijd mijn zus waar ik van hou.

Met de vuist op tafel, als het mag van U

thumbnail_img_4401

 

 

Je schrijft het zo TJIMAHI, dit is zo geschreven voor de overheid, wij als burgerslachtoffers schrijven het zo! Tjimahi, T staat voor angst, de T staat voor een naam van een dorp iets buiten Bandung, weggedrukt op de landkaart, weg van een wereld stad als Bandung, de Japanners vonden dit ook een uitstekende plaats om mensen op te sluiten, zo als je kippen opsluit en ziektes uit rot, als ik de overheid moet geloven hebben de mensen na de overdracht eind 1949, daar voor hun lol gezeten, vooral Kinderen-moeders, vrouwen van soldaten, Nederlandse soldaten wel te verstaan en heel veel- veel KNIL soldaten, waarom zaten ze daar? omdat het gezellig was? om lekker samen te eten, was misschien goed koper??? nee die zaten daar om beschermt te zijn tegen rebellen, deze rebellen waren niets minder dan Indonesiërs die op wraak uit waren, onder hen veel gespuis, een woedende gemeente die op wraak uit waren en alles dode wat op hun weg of voeten kwam

http://www.geheugenvannederland.nl/nl/geheugen/view..

http://www.delpher.nl/nl/kranten/view…

Het geen ook duidelijk uit deze Nederlandse kranten blijkt en toch anno 2016 weet en wil het SVB bewijzen hebben, kampkaarten waren er niet, in een tijd van rebellie, daar worden papieren verbrand, word gemoord, word angst verspreid en dit laatste heeft mijn moeder doen besluiten met haar kinderen toevlucht al daar te zoeken, daar waar ze onder Japanse bezetting geplaatst werd dat heeft haar het verstand gekost en het vernomen dat ze in 1956 weer bij haar familie woonde. Toen wij allang naar Nederland waren gevlucht, de woorden van mijn vader! Het is te gevaarlijk daar.
Uit het boek van Raymond Westerling en gerepatrieerden uit die jaren weten wij en de soldaten die achter bleven, de Indo hoe het er werkelijk uit zag, Vietnam is een voorbeeld.
Angst vreet, angst verlamt, angst laat je, de ogen sluiten, dus vraag ik me af waarom de Nederlandse overheid al die jaren hun ogen dicht houden en verkondigen dat ze 600 mensen af gewezen hebben voor een extra uitkering, misschien enkele terecht, van al die duizenden mensen die daar waren zijn vele al overleden, uitgeweken, ieder geval niet op Nederlandse bodem, zelfs terug naar Indonesië, als rechts staat, hoort Nederland het recht aan hen die geleden hebben in deze verschrikkelijke jaren na de overdracht te vergoeden.
Bewijzen zijn er genoeg.

The Sign

P1080012

 

En zo was ons leven eens samen, slechts een foto met onze moeder, gevlucht in het Tjimahi voor de burger opstand die woede in Bandung, het vertrek uit elkaar gerukte vertrek naar Nederland, jij per bood en ik per vliegtuig, hereniging voor korte tijd in Amsterdam en toen voor definitief, 1971 het hernieuwde hereniging, we konden ons geluk niet op, tot de dag dat je weer moest gaan, naar het land ver hier vandaan, waar jouw leven was, jouw gezin en bracht je familie groot, enkele bezoeken veel tekort aan Nederland, steeds moesten we afscheid nemen en nu! Nu voor altijd, ik kan je niet zien, niet aanraken, niet eens die laatste kus, die dierbaren elkaar geven, die afstand is altijd gebleven als of er een vloek lag op ons bestaan, als of het niet zo had mogen wezen en wij ondeugend toch probeerde dit te veranderen, waar wilde maken, al was het voor even, wat heb ik genoten, wat hebben wij alle genoten, we hebben gelachen en gehuild, we hielden elkaars handen vast, zo als broer en zus doen en nu is je hand uit mijn handen gegleden voor altijd, dit doet me beseffen dat ik de enige op die foto ben, geen wonder dat ik verschrikt kijk, geen wonder dat ik al die jaren in een mistlandschap leefde met wagon ladingen drugs en ben ik pas vier maanden daar aan ontsnapt, kon ik weer normaal adem halen, mijn zoek tocht in het verleden heeft ook jouw opluchting gebracht en toen werd je geroepen, nu voor altijd, ik zal je missen mijn lieve zorgzaam zus, geef me van daar boven de kracht, mijn eigen weg te vinden, ik verdwijn weer in mijn mistlandschap, waar het kil is, een kille deken over me heen, zo kil als ik me nu voel zonder jouw, liefs je broertje!

Bron: The Sign

The Sign

P1080012

 

 

En zo was ons leven eens samen, slechts een foto met onze moeder, gevlucht in het Tjimahe voor de burger opstand die woede in Bandung, het vertrek uit elkaar gerukte vertrek naar Nederland, jij per boot en ik per vliegtuig, hereniging voor korte tijd in Amsterdam en toen voor definitief, 1971 het hernieuwde hereniging, we konden ons geluk niet op, tot de dag dat je weer moest gaan, naar het land ver hier vandaan, waar jouw leven was, jouw gezin en bracht je familie groot, enkele bezoeken veel tekort aan Nederland, steeds moesten we afscheid nemen en nu! Nu voor altijd, ik kan je niet zien, niet aanraken, niet eens die laatste kus, die dierbaren elkaar geven, die afstand is altijd gebleven als of er een vloek lag op ons bestaan, als of het niet zo had mogen wezen en wij ondeugend toch probeerde dit te veranderen, waar wilde maken, al was het voor even, wat heb ik genoten, wat hebben wij alle genoten, we hebben gelachen en gehuild, we hielden elkaars handen vast, zo als broer en zus doen en nu is je hand uit mijn handen gegleden voor altijd, dit doet me beseffen dat ik de enige op die foto ben, geen wonder dat ik verschrikt kijk, geen wonder dat ik al die jaren in een mistlandschap leefde met wagon ladingen drugs en ben ik pas vier maanden daar aan ontsnapt, kon ik weer normaal adem halen, mijn zoek tocht in het verleden heeft ook jouw opluchting gebracht en toen werd je geroepen, nu voor altijd, ik zal je missen mijn lieve zorgzaam zus, geef me van daar boven de kracht, mijn eigen weg te vinden, ik verdwijn weer in mijn mistlandschap, waar het kil is, een kille deken over me heen, zo kil als ik me nu voel zonder jouw, liefs je broertje!

Indo en anderen

felix 050

 

 

En zo werd de nachtvlinder-mot door het raam, in de nacht hemel los gelaten, door mijn vrouw slechts een kilometer verder werd deze vermoedelijk door een vleermuis op gevreten, zo zie je maar dat vrijheid betrekkelijk kan zijn.
Het is nu zondag, de zon liet op zich wachten, iedereen is lui, de jonge poezen, hond, vrouw en dochter, zelfs de jager hoor je niet, de kerk klok van het dorp heb ik ook niet gehoord en de trein al even min, dat betekend dat de wind uit het zuiden komt, zelf heb ik ook weinig zin iets te onder nemen, of dat door de drank van gisteren komt? Terwijl het werk rond het huis voor de eerst drie jaar niet af is, zijn er moment dat je de boel de boel laat.
Dus op zo’n dag ga je terug in de tijd, de dag dat ik oog in oog stond met Wouter Muller en zijn vrouw Marjan, zij hadden de koffers gepakt en brachten een bezoek aan mijn gezin, was de reis zelf redelijk eenvoudig, toch kreeg Wouter enkele verrassingen, bij aan komst Beziers in Frankrijk kon hij een oude vriendin uit zijn jeugd toe zwaaien, die in het zelfde toestel naar Duitsland vloog, haar vriend Munt, pikte Wouter en vrouw op en na veel omwegen kwamen ze hier aan, toch een vertraging van drie uur, Munt staat bekend hier, als een uitstekend gastheer, die het niet verzuimt alle hoeken en gaten van zuid Frankrijk aan de bezoeker, te laten zien.
Nadat we de koffers naar de slaapkamer hebben gebracht, werden de wijn glazen gevuld tot de rand en begon ons gesprek, zo als alleen indo’s dat kunnen doen, het aftasten van elkaar, gevoelens, blikken, uitwisselen van gedachten, het waarom en waarom juist niet! Naarmate de glazen meer gevuld werden, des te makkelijker verliep het gesprek en zo in enkele uren hadden we meer als 64 jaar overbrugt, de verwerking van dat gesprek, had gelukkig een week de tijd en wat zo leuk was en hier moet ik ook voor Wouter spreken, dat we ieder op onze eigen manier, het verleden verwerken en dat is niet, niets zo als blijkt uit zijn liedjes en mijn schrijven over de zoektocht.
Wouter heeft me geraakt, zijn vriendelijke manier, die lach en optimisme, over een verleden wat zeker niet over een fluweel tapijt verliep, laat staan een rode loper, nog een gespreid bed, het ging over een leven van de naakte waarheid, vermengt met dromen, hoop en een goede ontknoping, getuigend de video en boekje die Wouter me achter liet bij zijn vertrek.
Nu leerde ik Wouter zijn muziek en tekst kennen door een oude school vriend Hans Dom kennen, hij verwees me naar Wouter, laten die twee nu in de zelfde stad wonen, gitaar spelen en zingen, door omstandig heden kwam Hans enkele dagen later met zijn gezin hier en vertrok ook weer veel- te snel, van wegen een aankomend op treden in Enschede, door het mooie weer konden wij, die achter bleven genieten van het gitaarspel van Wouter, het geen door Marjan op video vast gelegd werd en zo waande we ons even terug in het land van de Smaragd, Bandung ons geboorte stad en Indonesië ons geboorte land.

Indo en anderen

294

 

 

Een schilder op zoek
Felix Meihuizen is een radicale schilder. Radicaal komt van ‘radix’, het Latijnse woord voor wortel, roots. Deze schilder is een ontheemde, een rusteloze zwerver die in zijn werk vorm geeft aan zijn zoektocht naar een verloren eenheid. In dat zoeken is hij ongedurig en opstandig, wat maakt dat zijn werk zich maximaal verwijdert van nostalgie, holisme of andere geïdealiseerde voorstellingen van de werkelijkheid. Het zoeken maakt hem soms lyrisch, soms kwaad, maar even vaak extatisch of sprakeloos. Zo beweegt zijn werk zich tussen uitersten, in zeer verschillende vormen en richtingen. Altijd verhoudt het zich tot wat de schilder als essentieel ervaart, en nooit zoekt het de oppervlakkige voldoening in een fraai geschilderd landschap.

Felix benijdt de kinderen. Hun onbedachtzame en heftige ervaringen van kleuren, vormen, lichtval en geluiden maken hun wereld magisch. Een kind dat aan het eind van een heerlijke zomerdag naar zijn kleurpotloden grijpt, bekommert zich om niets dan het verlangen de magie van zo’n dag voort te zetten in de magie van het tekenen. Het zal de zon zwart maken, het gras blauw en het water oranje, zoals het maar past in de euforie van het moment. Fel is de ervaring van de wereld ook voor Felix, en ook hij kan in het schilderen euforisch zijn. Maar zijn keuze voor de abstractie, voor de onzichtbare essentie van onze ervaringswereld, onderscheidt hem van de kleine kunstenaars die hij bewondert.

Felix is een radicale schilder. Zowel in zijn grillige vormen als in zijn soms haast neutrale kleurvakken is hij trouw aan een prille staat, aan een opwindende begintoestand. Hij lijkt donders goed te weten dat de vormen die wij zo vaak als definitief beschouwen (van het menselijk lichaam tot de planeten uit ons zonnestelsel) geworteld zijn in chemische processen waarin chaos en orde als op leven en dood met elkaar strijden. Zo kan hij zeggen dat zijn werk ‘voorafgaat aan de prehistorische mens’. Zijn fascinatie voor de oorsprong en de essentie van het zijn is geen verheerlijking van een oorspronkelijke chaos, want de schilder stelt dat hij ‘formules en codes’ schildert. Geen formules die de complexiteit van onze wereld tot eenvoud terugbrengen, maar codes en formules die van Felix’ schilderijen heldere raadsels maken.

Wie anno 2006 nog altijd van schilders verlangt dat ze ons tonen hoe prachtig het dorpje A. tegen de heuvel ligt, of hoe markant de gelaatstrekken zijn van meneer B., is bij een radicale en oprechte schilder als Felix Meihuizen aan het verkeerde adres. Het werk van Felix is aan de natuurkrachten verwant, niet aan parken en straatjes. Zoals het grillige bos zich verhoudt tot het aangeharkte tuintje, verhoudt het werk van Felix zich tot de schilders van de definiërende of definitieve vorm. Het gearrangeerde stilleventje met appels en peren staat even ver van hem als de geometrische koelte van Piet Mondriaan. Felix is een in alle opzichten Dionysische kunstenaar, die de invloed van de Apollinische kunsten op ons wereldbeeld betreurt. In een bedreigende wereld van harde, geometrische figuren, van maten en getallen, getuigt zijn werk van organische vormen en van een ongeremd in-de-wereld-zijn.

Felix’ schilderijen staan op gespannen voet met de wereld waarin ze zich moeten waarmaken. Ze getuigen dikwijls van angst of van de verbetenheid waarmee de schilder zich tegen de gevestigde orde keert. Maar zelfs als we de verfstreken van Felix een noodkreet menen te horen slaken, beluisteren we tegelijkertijd een oproep, een uitnodiging tot een Dionysische bewogenheid in het bestaan. En dat is, in een tijd van maten en getallen, een positief geluid met een levenskracht die verwant is aan de tirades van Dostojevski’s man in het souterrain.

De verloren eenheid van mens en wereld zal de schilder onmogelijk terugvinden. En dat is misschien maar goed ook. Het is zijn bevlogen en rusteloze zoektocht die het werk oplevert dat ons oproept tot een vrij, intens en kleurrijk leven.

René Puthaar
4 april 2006

Eng beest

dsc_0906

 

 

 

Terwijl de gedachten, gaan naar een vis, die je boven je mond houd, met of zonder ui, het speeksel van je mondhoeken afdruipt, een weemoedige gedachten die niet verwezenlijkt kan worden op dat moment, doet ons belanden bij een Chinees restaurant, die de geleden pijnen verzacht, die even laat vergeten, hoe we hebben geleden en de gedachten, waarom, kun je niet over de hele wereld, verse haring kopen, welke verdomde uithoek dan ook? Deze Chinees- Japanse eetgelegenheid, aan geboden door vrienden, was als een pleister op de gapende wond, volgevreten, buik vast houdend richting huis, zo als alle overvloed schaad kon ik slecht in slaap komen, tot overmaat van ramp en nacht vlinder in de kamer, de grote van een kleine vleermuis, met geel groen blauwe ogen en omdat ik net een Elian film bekeek, me kippenvel bezorgde en maakte dat hals over kop mijn toe vlucht zocht in de enige ruimte die een matras bezat, zonder kop kussen, jonge poezen die er voor zorgde dat mijn oogleden, op half staan, bij het ontwaken van de dag, alle verwoede pogingen, om als nog in slaap te komen, geef ik de strijd op en blijf wakker, tot ik neerval, mijn dochter is naar school en heeft van dit alles niets mee gekregen, dus ik kijk al met angstige blikken, naar het moment dat ze thuis gaat komen, vrijdag gaat de school vroeger sluiten, zo ook mijn ogen.

 

Hangt boven de mond, terwijl de gedachten, gaan naar een vis, die je boven je mond houd, met of zonder ui, het speeksel van je mondhoeken afdruipt, een weemoedige gedachten die niet verwezenlijkt kan worden op dat moment, doet ons belanden bij een Chinees- Japans, restaurant, die de geleden pijnen verzacht, die even laat vergeten, hoe we hebben geleden en de gedachten, waarom, kun je niet over de hele wereld, verse haring kopen, welke verdomde uithoek dan ook? Deze Chinees- Japanse eet gelegenheid, aan geboden door vrienden, was als een pleister op de gapende wond, volgevreten, buik vast houdend richting huis, zo als alle overvloed schaad kon ik slecht in slaap komen, tot overmaat van ramp en nacht vlinder in de kamer, de grote van een kleine vleermuis, met geel, groen, blauwe ogen en omdat ik net een Elian film bekeek, die me kippenvel bezorgde en maakte dat ik hals over kop mijn toe vlucht zocht in de enige ruimte die over was en een matras bezat, ging ik slapen, zonder kop kussen, jonge poezen die er voor zorgde dat mijn oogleden, op half staan, bij het ontwaken van de dag, alle verwoede pogingen, om als nog in slaap te komen, geef ik de strijd op en blijf wakker, tot ik neerval, mijn dochter is naar school en heeft van dit alles niets mee gekregen, dus ik kijk al met angstige blikken, naar het moment dat ze thuis gaat komen, vrijdag gaat de school vroeger sluiten, zo ook mijn ogen.Terwijl de gedachten, gaan naar een vis, die je boven je mond houd, met of zonder ui, het speeksel van je mondhoeken afdruipt, een weemoedige gedachten die niet verwezenlijkt kan worden op dat moment, doet ons belanden bij een Chinees restaurant, die de geleden pijnen verzacht, die even laat vergeten, hoe we hebben geleden en de gedachten, waarom, kun je niet over de hele wereld, verse haring kopen, welke verdomde uithoek dan ook? Deze Chinees- Japanse eet gelegenheid, aan geboden door vrienden, was als een pleister op de gapende wond, volgevreten, buik vast houdend richting huis, zo als alle overvloed schaad kon ik slecht in slaap komen, tot overmaat van ramp en nacht vlinder in de kamer, de grote van een kleine vleermuis, met geel groen blauwe ogen en omdat ik net een Elian film bekeek, me kippenvel bezorgde en maakte dat hals over kop mijn toe vlucht zocht in de enige ruimte die een matras bezat, zonder kop kussen, jonge poezen die er voor zorgde dat mijn oogleden, op half staan, bij het ontwaken van de dag, alle verwoede pogingen, om als nog in slaap te komen, geef ik de strijd op en blijf wakker, tot ik neerval, mijn dochter is naar school en heeft van dit alles niets mee gekregen, dus ik kijk al met angstige blikken, naar het moment dat ze thuis gaat komen, vrijdag gaat de school vroeger sluiten, zo ook mijn ogen.

DSC_0906.JPG

 

 

 

Kloothommel-streek of steek

P1080112

 

 

Terwijl de hitte, me deed vluchten onder de treurwilgen, terwijl er niets te treuren was, misschien wel in mijn hart, daar hadden we het niet over, bij een stralende dag als vandaag en ik kijk naar een foto vermoedelijk zo rond 1919, terwijl ik een sarong verwachte, toch niets van dit al, wel van die mooie koppen, lekker bruin, ondeugend, trots en wie wist wat komen zou en dat doen me denken een mijn eigen kindsheid, zo teer, zo trots en kwetsbaar, zo als ik kijk naar mijn tuin vol liefde, terwijl ik ver mossel onder mijn voeten, alles wat leeft, onkruid verdelg met een schoffel en hun prille leven, vernietig, hoe hard is het leven, terwijl mijn hoofd word op gevreten door enge beesten, rank lichaam en enge uiteinde, wat lijkt op een inktvis, maar ook niet, de pillen die ik slik en schampo die ik op mijn hoofd doe, nachts wakker word en krab, die korsten achter laat, als of ik terug ben in de tropen, zo als ik ooit in Nederland was in ziekenhuizen, waar men geen raad, nog medicijn had voor me, terwijl onder mijn nagelriemen, het ongedierte kruipt, nog net de beweging naar mijn neus kan stoppen, om daar de korst van door gebroken, neus voor holte ontsteking weg te peuteren, met mijn tong aflikkend, wat is het toch een mooie dag, wat kun je weer genieten, ook van het verleden, die zich als een bloem openbaart, zich prijs geeft als een wulpse vrouw, terwijl ik nog eigenlijk maagd was, maar niet heus, toch wel aardig om te bedenken, voor even, even spelen met die gedachten van toen, terwijl de insecten, zoemen boven mijn glaswijn en ik beneveld raak genoeg heb van al dat ge oude hoer om me heen, ik wil leven, wil geniet net als jullie en gun jullie dat en zo zak ik achter over in mijn stoel en met mij de wereld om me heen en voor ik het weet verdwijn ik langzaam in het terras, waar ik voorheen nog zat, nog kon genieten van de gedachten van die foto uit ongeveer 1919

Tropenhelm

063

 

 

En zo, door een gouden tip, kwam ik in contact met Bandoeng en natuurlijk denken jullie, hij is zijn hoofd verloren, hij is gek geworden, nou mijn hooft ben ik al snel na de geboorte kwijt geraakt, die werd al van mijn romp getrokken, voor dat ik klaar was met die borst, waar ik uit alle moeite, melk wilde drinken, als of er geen einde aan kon komen, dus wel! Vragen staat vrij en een brutaal mens heeft de halve wereld, dus waarom ik niet? Zo is er dan weer een sprankje hoop om die verrekte puzzel, die daar op de tafel voor me ligt, in te kleuren, geduldig wachtend op nieuwe foto’s en nieuwe gegevens, wat mis ik voor stukken uit het leven, terwijl naast me het verfpalet al klaar ligt, voor dat witte doek, waar als het even te lang duurt, mijn benen, naar binnen willen stappen, zijn tijd vooruit, in dat kader, het onbekende te gemoed, daar waar anderen allang afhaken, begint voor mij de uitdaging, al is het maar een druppel op een hete plaat, beter iets als niets! Niets had ik nog voor ik geboren werd, dat was al voor me beslist, daar was geen omkomen aan! Ondanks mijn tegenstribbel, schreeuw, mijn leven in de mist, als verwonde vogel op de grond en voorzichtig proberen te vliegen met een lamme vleugel, neer stortend, als een B52, vluchtend, te vergeefs en zo werd ik in de watten gelegd, het verband gewikkeld, belemmerde me elk zicht, bedekte ogen en oren, verstand en eindigde in wolken, waar de roes het leven verdraagzaam maakte en zou maken en dit heb ik nu omgeruild voor wijn, de kleur rood, rood als bloed, rood van razernij, terwijl mijn gezin vredig slaapt en mijn vrienden ook, terwijl ik wakker geschud word veel- te vroeg door de doden, graag had ik langer geslapen en schrille kreten verstoren mijn slaap, die eeuwige onrust, dan zijn er van die dagen, dan ga ik naar de dokter toe, deze helpt me, zonder te hoeven te betalen schrijft hij recepten uit en kijkt me aan, zijn blik vertelt me genoeg, hij wil mijn laatste geld niet, hij wil mijn lach, die lach die verbergt het verleden.

Kippenkut-fluit

foto Joh 094

 

 

Zo snel geschreven, zo snel tegen de doden kist getrapt, de ijle hoop ging in rook op, wat eens een deel zou uitmaken van mijn wereld, bestaan niet meer, is tot stof vergaan, zo als mijn hoop als of een balk tegen mijn kop slaat en mijn hersens verpletteren, het wit steekt af tegen mijn vest nogal donker van kleur en nu niet, wit! Een traan vult mijn ooghoek een vogel zingt buiten, heel luid, het overstemt mijn gevoelens en dit laatste is maar goed ook! Toch blijf ik eenzaam achter en zal nooit weten hoe hij er uit zag, nooit zal hij mij kunnen vertellen over zijn vader, van, wie was hij! Hoe is hij uit dat kamp gekomen, wat heeft hij moeten doorstaan, wat hebben mijn halfbroers daar moeten door staan? Zo is het een dienblad, leeg! Wat aan je gegeven word en je denkt? Wat moet ik daarmee? Zo vergaat het me vandaag en morgen?dan is er wel iets anders op te lossen van het vraagstuk, van het leven, terwijl om me heen mensen bezwijken aan kanker, zo als bloemen uit een bloembed gerukt worden door een argeloze voorbijganger, die eigenlijks iets anders in zijn hoofd had en had gedachten, had ik het maar anders gedaan!

Kippenhanenvelletje

2392

 

 

Nu gaat eindelijk het verzoek ter kennismaking de deur uit, een onbekende, vreemde en de vraag zit deze persoon daar op te wachten? Niet alles verloopt in het leven zo als je zou willen en zeken niet in dat van mij, gelukkig ben ik, met de bereidheid van de overheid een uitzondering te maken, in het geworstel, het verleden boven water te krijgen, ook al zou je veel gegevens gelijk weer kopje onder willen duwen, omdat dat geen pretje was, ze te vernemen en zo was het bezoek aan het dodenrijk, net zo luguber als de eerste beste horror film, met vijf sterren, waar het groene snot en slijm druipen langs mijn armen, toen ik hen vast hield, al was het slechts voor even, mijn respect voor al het geleden, doorstane leed, waar mijn leven nog heilig bleek te wezen, al voelde ik dit zelf niet zo, het barbaarse gedrag van de mensheid, respectloos, alleen maar vervult van macht en rijkdom een stoomwals die verplettert alles op zijn weg, waar de karavaan van heden zijn lusten zoekt en vind, waar ook ik niet onderuit kom en deel uitmaak, verslingert in de toekomst, die zogenaamde betere wereld, waar we deel van uitmaken, waar onze kiezen vermalen de botten van onze voor ouders, zo als een boom de bladen verorberd die door de wind aan zijn wortels werden geblazen en bij gebrek het daar mee moest doen en dit is dan het troosteloze begrip van ons zijn, ons bestaan en de wetenschap dit ik straks voer ben voor mijn dochter, mijn kleinzoon en alles wat daarna komt, terwijl de modder opspat, geen handdoek voor handen is, laat staan, zeep en de fles nog steeds niet aangespoeld is, laat staan mijn boodschap over het strand uit gerold werd, gelezen, begrepen, door drong, van de ernst van de zaak het land der doden wakker werd geschud, zijn grondvesten trilde, verschrikte oogkassen elkaar aan keken of afgewend omdat zij onschuldig waren voor eens en hun schedels met holle tonen neer legde, de gevraagde stonden op, met stramme schreden, traden zij aan en vervulde de vragen gesteld aan dat strand.

Snotter,geel

P1080002

 

 

Terwijl de droom van adel is vervlogen, de baron slechts een roepnaam was van weelde, de origine wel van adel was, half zuster getrouwd met Duitse adel, andere zussen met Franse adel en mijn aders blauw bloed had, stroomde dat als geen ander, vooral als ik me gesneden had, dan kijk ik naar de foto van mijn opa adjudant onder officier in het leger en nog een hele hoop andere benamingen, die het moest bekopen met een goklustige vrouw, die alles verspeelde, zodat alleen zijn baard groeide grijs!, vermoedelijk tot zijn knieën, alvorens hij ik de doodskist belande, zijn botten geen kans kregen te bleken in de Indische zon, vermoedelijk werd er een mooi feest gevierd op zijn begrafenis, dit laatste zou ik hebben gewild, als ik in zijn schoenen had gestaan, een man die veel kinderen op de wereld heeft gezet, van jongen vrouwen hield en dus smaak had ongetwijfeld, dit leven verliet, omringt met kinderen en kleinkinderen en daar de kinderen van, wat is mijn leven daarbij armzalig vergeleken op eerste gezicht, wat hij niet wist dat ik de tijd mee had en zo doende gelukkig ben met een kleiner gezin, wel twee huwelijken net als hij, in deze tijd past een groot gezin niet, daarvoor is de wereld te klein geworden, zo jammer dat ik je niet heb mogen leren kennen, zo jammer misschien, misschien ook goed, anders was ik zeker in het leger getreden, dit laatste heb ik geweigerd, omdat ik liever achter bleef bij de vrouwen die een zware tol betalen bij een gevoerde oorlog, voor land en vaderland en de daar uit ontstane consequenties, die uit eindelijk het leven koste van mijn moeder, een vrouw die verloor haar beide mannen, kinderen daarvan terwijl ze het jappenkamp overleefde, voor welke prijs???

 

 

 

Alaaf toch niet

image002

 

 

Terwijl vragen bruisen door mijn hoofd, de wereld gewoon door draait en het leven daar omheen ook als of het verleden onbeduidend was voor het heden, dit om alles maar snel te kunnen vergeten, vooral zwijgen, doen of je neus bloed, met dit laatste, daar ben ik mee op gegroeid, tot binnen in me iets, begon te bruisen, borrelen, koken, schreeuwen, gillen, verschrikkelijke geluiden makend, zoeken de ik! Ik wil het weten, wil ontdekken en vinden en heb gevonden en zo niet dan komt het zeker, zo als de waarheid het wind van de leugen en de leugen zijn tong in slikt en vermoord word, tot gruis vergaan het onderspit delft van de waarheid, die zelfde waarheid waar het koningshuis, staat, alles daar omheen verdoezeld, wat geleden werd, leed en versleet, verhoerd, gesnoerd en op gehangen, verkracht, gedwongen, geprostitueerd, geneukt in de kont, navel, neus, oren, ogen, oksel, paardenstaart, knieholte of welke holte dan ook, waarin het geleden, word weg geschoven met bulldozers, kreten werden versmoord, tot zwijgen, waar botten verbleekt, waar tanden in aarde happen, happen in leegde, nog gehoor, waar oren zijn gesloten, waar hersens buiten werking gesteld zijn en nog steeds tegen de bierkaai gevochten word, terwijl de vrede getekend was, maar niet voor mijn moeder en vele van hen, die moesten bekopen hun vrijheid met de dood, die vrijheid waar ze zo naar uitkeken, vergeefs, een korte hoop, die eindigde in de dood, die nooit de kans gaf tot hereniging, van wie dan ooit, van welke toekomst, van welk leven, voor altijd gescheiden, afgesneden tot kort van de navelstreng, waar jodium geen wonderen kon verrichten, waar het vuur peloton waarschijnlijk mild was geweest, het mes dat de kelen doorsneed, alvorens geslagen, dood geknuppeld, vermink, verkracht, geslachtsdelen gestopt in alle gaten die overbleven of argeloos weg gegooid, in struiken of rivier als die voor handen was, zo niet, gegeten of voor de varkens opdat het bewijs van dit alles, verdoezeld werd, zo als wij verdoezelen de waarheid van wat was geleden door hen, daar heel ver in Indonesië, waar ooit een Nederlandse Prins hoopte, Prins van te worden.

 

 

 

Triest-Pies er naast

image001

 

 

Daar zit je dan, gelukkig is het buiten mooi, de zon, de wijn en gillende kinderen om je heen, hond en poes, salade en nog meer, stro, die het onkruid tegen moet houden, maar mijn gedachten gaan er op los, voor sommige is het onbegrijpbaar wat ik doe, wroeten in het verleden, natuurlijk voor hen is het duidelijk, was het duidelijk, voor mij niet, dus laat jullie stomme gedachten achter wegen, welk benul hebben jullie, wat in mij en mijn zus omgaan? Ik kan het jullie niet kwalijk nemen, maar ga niet de slimmerik uithangen.

Natuurlijk als je mee genomen word binnen mijn verhaal en leven dan moet je van goede huizen komen, wil je het kunnen door lezen, wil je alles nog kunnen volgen, snappen jullie dan hoe ik me voel? Snappen jullie de betrokkenen in deze zoek tocht? Mensen die mee denken, meeleven en hopen de puzzel van het leven omdat in elkaar te zetten? Vergeet niet zonder hen! Was dit niet gelukt, het is toch van de pot gerukt, dat in Nijmegen, Zeeland, Tiel en omgeving Maastricht, tantes en ooms woonde? Die deel uit maken van mijn leven en toch hun eigen leven lijden? Na door gestaan ellende, kan ik me dit voorstellen, kan daar begrip voor opbrengen, wat schiet ik daar mee op?, wat heeft het mij gebracht, nadat ik alles verloren heb?, dat was mijn eigen bloed? Moet ik nu herkennen en zien wat was en ooit was geweest, waar ik deel van uit had kunnen maken, het was me toen niet gegund, nog mij zuster, wie begrijpt, hoe blij wij zijn, met die enkele foto’s van toen, zo simpel, zo echt, de traan loopt over mijn wang, de zoute smaak, is mild, milder als het leven daarna en milder wat komen moet, de dood is wat rest, aansluiten bij de foto’s van toen, lang geleden, waar het verrotte lichaam, verteert, vervaagt het heden, aansluit bij foto’s van toen. En mag ik lijden? Mag ik door staan, mag ik herleven, mag ik genieten van wat ik nu heb ontdekt?

 

 

 

 

Wat doet mijn hoofd, snap het even niet

P1080030 - Bandung 1952

 

 

Terwijl de palm-bomen vermoedelijk, bewegen in de wind, heb ik regen, niet hard, niet vervelend, beginnen mijn hersens, te berijpen, begrijpen wat foto’s zeggen, we hebben jaar tallen, we hebben uiterlijk of gezichten en van daar uit gaan we zoeken en terug halen wat was en was dat kind op de foto! een Japanner? Een kind uit dat kamp? Dus niet mijn half broer?die ik zoek? Is dit kind! uit eindelijk ook een halfbroer? Hoe dieper ik duik, hoe dieper ik zink, dieper ik ga, de  meer wijn ik drink, terwijl ik op gehouden was, mijn vrouw in het ziekenhuis lig en ik niet eens weet welke, als of het me, ook niet aan gaat, het is haar ziekte niet die van mij, hoe kan het leven banaal gaan, wegen langs elkaar, verslingert, zo als vliegtuigen in de lucht, waar condens slechts kort de richting aan geven en dan oplossen in het niets of landen, storten en niets overlaten! Zo langzaam aan word mijn Agatha verhaal werkelijkheid, het onbegrijpelijk, niet wetend, word werkelijkheid, ook komt het uit het rijk de doden, vergeelde foto,s, uit een album verborgen op zolder of kelder, waar ik dwing, als een tovenaar, te laten spreken wat verborgen lag in je gedachten, van wat je hoorde als kind, slechts opving, zonder beduiding toen! En zo belangrijk nu! Waar in de foto,s door generaties ontvangen worden met gejubel, was het niet dat ik begonnen ben met die zoek-tocht, naar eens en nu is de vraag is mijn moeder wel die moeder! Hoe spannend kan het worden? Is alles een leugen, was alles niet, wat het was, wat het had moeten wezen? Of wat zou het worden? Dit is het mooie van neuzen, zo tegenovergesteld van wat je hoopt, wat mocht zijn, als een muizenval, achter een muizenval en daar achter nog een, zo als je ontdekt dat regels geen regels waren, wel gesteld, maar niet toe gepast als het uit kwam en zo blijven vragen, rond zwermen als woeste wespen, de gestoord werden in hun dagelijks leven, terwijl ik hoopte dat de oplossing nabij was, kom ik er achter, dat dit pas het begin is, van wat komen gaat!

Palmtoppen-Glasbak

P1080012

 

 

Een nacht geslapen, als een roos, tevreden ook al kwam ik uit in het dodenrijk, na een speur tocht van tien jaar is het eindelijk zover, ondanks de vragen, waarom allemaal niet eerder, waarom werd dit van hogerhand me ontnomen? Waarom word ik nog steeds geblokkeerd, om gegevens, omtrent dat gene, wat behoord mij en niemand anders, beschermd door een wet van persoons- gegevens, die alleen maar het vale van de overheid dekt?

Een foto uit Bandoeng,waar we als blond harige kinderen staan afgebeeld met mijn moeder en een kindje, vermoedelijk een nichtje, ook al hebben al die mensen nog geen namen en blijft een mysterie bestaan, ben ik gelukkig en met mij mijn zus en vrienden, mijn opa en oma hebben een gezicht gekregen en zo anders als mijn surrogaat, oma, opa, tantes en ouders, waar ik met plezier aan terug denk, maar die mijn gemis nooit hebben, kunnen, doen, vergeten en als of ik opnieuw geboren word, als of ik nog een keer de baarmoeder verlaat, sluit mijn moeder haar armen om me heen en laat mij drinken aan haar borst en kan ik afscheid nemen van die aap die me mee nam in die palmboom en kan ik het mist landschap verlaten, voor eeuwig, een last valt van mijn schouders, ik mag trots wezen, ik heb eindelijk een moeder gevonden, ik praat ook voor mijn zusje, ik weet wat ze voelt, ook al wonen we zo ver van elkaar, dat is de bloedband, de navelstreng, die nooit is door gesneden! Ook al probeerde men deze door te knippen, ook al trokken ze ons alle kanten uit.

En ineens heb ik familie en word dat legen gevoel van vier en zestig jaar lang, als een glas champagne gevuld, tot de rand en stroomt over.

WATERBEEST? WAT?

P1080036 - huw. zus Emmy -1932

 

 

En zo werd de foto, die ik ooit kreeg ergens, in ongeveer 1982, van een voor mij totaal onbekende, die foto, zijn complete beeld, niet alleen dat? Ik weet nu dat die foto gemaakt is twee jaar voor het eerste huwelijk van mijn moeder en niet zeker is of deze man achter haar staat, ook die man is, die we gevonden hebben, mijn moeder was een mannen verslinder, dus ik had het, met vrouwen!, niet van een vreemde, dit is belangrijk, als je weet waar je vandaan komt, je wortels kent, vandaag! is de dag dat de vogels in mijn buik zingen, de zon straalde er weer op los en het zal even duren voor ik alles bevat en zo waar ook een foto van mijn moeder, met mijn zusje en mij, dit komt in een ander verhaal en het schrijven word nu minder lang, daar ik zo op gewonden ben.

Donkerenwolkenstapel

Smilebox_325737975

 

 

Terwijl de eerste foto’s binnen druppelen, van mijn familie, die ik pas sind kort gevonden heb, namen door krijg, vooral veel vreemde namen, gezichten, die namen die ik op papier wel had gelezen en nu moet gaan plaatsen en een geweldige achtergrond muziek, van we are familie, dan gaat er wat door je heen, dan haal je in je jeugd, die gemiste jeugd, het gemis van hen, want er zijn er bij, die allang zijn overleden en verblijven bij mijn ouders en denk ik wat had ik graag bij jullie aan tafel geschoven, jullie overleveringen willen aan horen, de Chinese kant aan gehuwd, verweven, wat mooi, als ik kijk naar die foto, als of de reis naar Nederland niet genoeg was, moest men nog naar Amerika om uit eindelijk een nieuw leven te kunnen beginnen en jij mijn achter nicht, nam de boot terug en nestelde je met je man in Nederland, waar je hopelijk gaat slijten je laatste dagen, met je geliefde om je heen! Ik ben zo blij voor je, voor je gezin, dat jij je weg gevonden heb, een weg die niet weg gelegd was voor mij, waar jouw opa en oma hebben getrotseerd, woelige baren, voor al hun leed, onder vonden daar in de west of oost, omdat zij anders waren, net niet echt, net niet volmaakt, ook niet naar het land waar ze vluchten en uit eindelijk, vluchten verder en slechts een wonder bracht ons samen en kan ik delen, wat was en is.

neuspeter,stink

022 (2)

 

 

Zo als altijd met de overheid, ben je de lul, zo ook ik, een simpel verzoek, een simpele aanvraag, over simpele gegevens, die daar al jaren! meer als een halve eeuw liggen te verrotten, waar gewedijverd word, over of je bent, die genen die je zegt dat je bent en of je het recht mocht hebben, over het recht, wat je is onthouden, als eens slang verborgen, word gehouden, waar neuzen bloeden, waar overheid heeft bepaald voor jou, toch ben ik de rechtmatige eigenaar, van mijn leven en zijn ontstaan daarvan, terwijl, wel lieven mensen mij afschermde van mijn verleden, mijn ontstaan, mijn wortels en daarmee, ik, als kasplant geen bodem had om in te wortelen, nadat ik gevonden heb mijn verloren familie, pril nog, niet langer als drie maanden of waren het er slechts twee? Word ik tegen gewerkt, afgesnauwd, van hoe durf je te vragen? Ons wakker te maken, vragen te stellen over toen?daar worden net bedachte, ontworpen wetten in werking gesteld, de als vertragen moeten dienen, welke rechter zal mij in ongelijk durven stellen? Geen een! Schrijf dan ook een boze brief terug en het zal er van komen, dat de rechtbank word opgezocht, een rechtbank die zo als we weten jaren ons volk heeft voor gelogen, ons heeft onthouden van wat wij mogen weten, het Haagse gerechtshof is en blijft, de rechter, die zijn hand in eigen boezem moet steken, in de nu jaren slopende, getouwtrek over ons Indo’s, ik wil mijn wortels weten! Ik wil hen leren kennen, die halfbroers van mij, heb ik daar geen recht op? Wie wil, dat bepalen voor mij? Zo als jullie alles bepaald hebben voor me!

Dalput

P1070080

 

 

Terwijl ik kijk met open ogen naar deze wereld, moet begrijpen wat jullie willen, wat mijn ouders doen, wat de wereld doet, angstig op sommige momenten en roept het kind in mij, me tot de orde en geniet ik van het jonge leven, me aangeboden, me gegeven, wat meer zou ik me wensen, die rijkdom, spelen met of zonden vrienden, hond of poes zelfs een eendje zou ik graag willen zien in mijn leven, want alles is mooi en alles is fijn, ondeugend speel ik in de tuin en de tuin met mij, waar de hond achter de poes loopt en andersom, waar in mijn gedachten de pauw zijn veren verliest die ik opraap als trots bezit en allemaal gekke beesten me gezelschap houden, tot de slakken toe, wiens huis stevig vast zit aan hun lijf, veel beter als het huis waar ik in woon, terwijl ik angstig kijk op weg naar school, hoe oeverbanken overlopen, worden wij gespaard? Het kind in mij wil het niet weten en hou me vast aan mijn vader, want moeder moest weg, de school wacht op mij en ik kijk uit, mijn lach zal straks galmen over het schoolplein, weerkaatsen tegen muren daar omheen en even vergeet ik die angsten en even ben ik dat kind wie ik moet zijn.

Blote reet-scheet

P1070079

 

 

Gespleten, zo als de tong van een slang, een diamant, voor deze bewerkt word en dan pas zijn glans verkrijgt, als geesten in een hersenpan, geen koekenpan, die is voor vlees of ei, zo gespleten dat daar binnen in die grijze massa een kernfusie plaats vind, die als een pingpongbal, flippert en je oogballen, doen uitpuilen in hun kas, waarin de wanen zijn af te lezen, zo keek ik vaak in de spiegel met een onzeker gevoel en blikken kruiste elkaar, schichtige, angstig vol twijfel en weer droomde ik weg zo als het leven een boze droom kan zijn, ieder geval in die van mij, die ander had lol, die lachte, die zag de zon schijnen, s’ morgens vroeg, zelfs de maan gaf licht en verblijde mijn gedachten, zo als de ene hand anders is als die ander, wij allemaal anders zijn, zo anders dat ik vervreemd, terug kruip in een hoek of steeg, naar geluiden luister, alles ruik, van bitter tot zoet, die constante wisseling is vermoeiend, put me uit, de tong op de schoenen en lik de zolen of waren het de wonden? Berg op, berg af al hijgend, want lang kon ik niet blijven zitten, werd geroepen, door me zelf en soms door anderen en zo dook ik in dat koude water van dat meer, mijn tenen raakte de bodem en de bloedzuigers, die mij wel lusten en gaandeweg vetter werden van mijn bloed, totdat ze volgezogen van me afvielen, ik werd bedankt,bibberend verlaat ik het water en zit eenzaam aan de kant, terwijl het water kabbelt en vogels fluiten, als of ze me roepen, kom mee, ingedachte deed ik dat toen maar en weg was ik en ben eigenlijk nooit meer terug gekomen, al hoewel een stem binnen in dit wel wou.

Cute-kut

DSC_0016

 

 

Soms is het leven als een wok, veel olie, dampende geuren die opstijgen en daar om heen, gelul een camera of foto toestel een lens die inzoomt, een oog die kijkt een pupil die verstart, de schrik van je leven, ontgoocheling, niet heus of wel waar? Zo als een flipperkast en wie had het over The Who, waar tommy zijn bek ook open doet en Jeff Beck speelt, alle muzikanten hun vingers of stokken gebruiken zangers en zangeressen hun kelen schor schreeuwen, mensen op gezweept, drug in rook op gaan en alles gaat zo als het niet had gemoeten, we hadden geen keus en de keus die we maakte, was verkeerd, had ik alles anders kunnen doen, jouw had ik niet willen missen in mijn keuzen, hoe fout ook, kon ik maar, zo als ik denk nu!jouw filteren, scheiden, van het afval, afvallig zo als ik was naar jouw, natuurlijk snap je niks van wat ik zeg, wat ik schrijf, zo als ik niet snap wat gebeurt is, dat leven moest zijn, ver weg van waar ik vandaan kwam, hoeveel liter brandstof? Was nodig, zodat ik jouw ontmoete? Jouw zwijgen naar mij! Als of ik niet voldeed, aan jouw verwachting, wat kon ik daar aan doen, ik wou dat het anders was, ik wou dat ik oprecht was, wat ik dacht, dat wat ik was of zou moeten wezen, die kronkel, zo krom, als of een slang me wurgt, de wurg greep ten top en judo helpt dan ook niet, het was wel een poging en hoe kan ik nu zijn wat ik had moeten zijn en nog steeds niet begrijp, me suf peins en zoek, in alle gaten en hoeken ook in mijn kont, botten en krap mijn huid, korsten onder mijn nagels, weg halend met mijn tanden, op vreten die korst, verzadigt voor even, kon het makkelijker! Ja, maar niet voor mij, niet voor jullie, wat vind ik dat erg, zo had ik het graag over gedaan, alles terug in de ….. en uit in de ….., dit terwijl het regent met pijpen stelen, buiten, gelukkig niet binnen, laat staan in mijn hoofd? En dat verdomde glas is weer leeg en mijn vrouw ronkt en ik zou er vandoor willen gaan, had ik niet mijn dochter, waar ik ziels veel van hou, wilt U ook wat?

Aha, ha, aha en nog veel meer

foto Joh 079

 

 

Terwijl je worstelt met wie je bent, zo als je altijd al deed in je leven,zal doen en een deel van je werd, als of een abces zich kronkelde rond je hersenpan, zich voort plante naar je benen, waar door je leven al struikelend moest verlopen en het web al doende gesloten werd, je keel werd dicht geknepen, waar door slechts een gggrrrr hoor baar was, vragen werden gesteld zonder antwoord, omdat woorden ontbraken, gevoelens geïsoleerd en je lijf zich losmaakte van het geheel, zoals een raket de ruimte in geschoten werd, met een duizelend in wekkende snelheid, waar in vragen, onbeantwoord bleven en zouden blijven en nooit hun weg konden vinden, terwijl vinden het hoofd motief was, van zijn ontstaan en dit laatste word door weinig begrepen en als je niet zelf hebt onder gaan wat gaande was en moest, zal komen gaan, want zo ziet het er uit en zal het altijd wezen, zo als wezen, wezen en waren geweest en nooit thuis zijn gekomen, waarin een huis, slechts een droom beeld is, slechts een wens, voor anderen zo normaal, waar de penseel streken in mijn hand, gaan, nog bestemming hebben, wel een wens, heel dierbaar, zo als ik dierbaar wens voor jullie, dat jullie mogen vinden zo als ik, hoe pijnlijk ook, hoe droef, vernederend, beschaamt, de schaamte loopt over en mijn lijf is gehuld in slijm, waar een slak van moet leven en wacht op regen en ik? Tranen vullen zo als altijd mijn wangen, die door honger glad zijn, dus geen beken veroorzaken kunnen, dus het hele verhaal gaat niet op! Wel mooi bedacht, zo maar uit mijn brijn, zo als veel ontstond, daar in die grijze massa, nog voor ik kon denken, dus vraag me niet naar mijn rechten, vraag mij niet naar wat eens was, ik weet het niet, ik kon het niet weten, wel weet ik het gemis en weet ik dat ik niet alleen was, maar wat heb ik daar aan? Niets en zelfs nu nog, die leegte kan ik niet vullen, al doet de wijn zijn best, al gaan die wijn velden door mijn keel, dat gezwoeg van de wijn-boer, dag in dag uit, jaar in jaar uit, eeuwen, zo als de eeuwigheid in een bokaal, het bokaal van misschien zilver of tin, dit laatste is niet goed, je gaat er dood aan, wat maakt het uit, zou ik vinden mij zelf, zou ik vinden voor jullie, jullie mijn lotgenoten, waar voor ik schrijf, want slecht ik ben instaat te begrijpen met gelukkig enkelen wat jullie verloren weg is weg gelegd, waar in het web, die zo web, dat elk web daar jaloers op is en niet op de spin die het geweven heeft, maar de geest, bestaand uit een grijze massa, ooit gepland, gelukkig beschermt om dit alles te kunnen verdragen.

Hello beda kanggo kita

DSC00418

 

 

Zo herdenken we! Maar voor ons was de bevrijding later en zo laat, dat ik me afvraag wanneer we bevrijd waren en ik ben nooit bevrijd geweest, ik ben gevangen gebleven in mijn wereld, dit terwijl vrede getekend was, zwart op wit en uit de geschiedenis boeken werden we verdreven, weg gestopt in een archief, bedekt met stof lagen, spinnen, waar een muffe lucht je neus-gaten tijgert, zodat je niet voor je plezier zoekt naar wat eens was, natuurlijk ben ik blij te herdenken, natuurlijk ben ik blij voor iedereen, niet blij ben ik voor de slachtoffers, die betaald hebben met hun leven, voor de vrijheid die we nu genieten, toch zou ik voor de Indo een extra dag verlangen, waar op we mogen herdenken onze dierbaren, die we verloren zijn, toen wij verloren ons land, toen wij verloren onze bezittingen, ons haven en goed, toen wij verloren de geur, het geluid, de warmte, toen wij kleding in moesten ruilen, voor wollen borst rokken en de borst vooruit, streden voor begrip, die we zelden ontvingen en wij vingen bot, die normaal in Urk aan kwam per boot en ook zo kwamen vele van ons, als haring in een ton, deze ton werd niet aan geboden aan onze Koningin? Die ton werd verstopt, verborgen, weg gemoffeld, onder geschept, waar stront een betere bestemming had, waar blauwe ogen keken, met gefronste wenkbrauwen en tot op heden, niet begrepen, ook al komen er nu lekken en sijpelt langzaam aan de waarheid binnen, zo als eens de zee in Zeeland binnen drong en verzwolg de dijken, neer maaide het land en deed beseffen, dat dijken beter gemaakt moesten worden en zo de Delta werken tot stand kwamen en zo moet tot stand komen de dag dat de Indo werkelijk bevrijd werd en dit kon wel eens wezen pas in 1946 en nog wat.

marang Aku, lan Aku bakal ngerti-vertel me en ik zal weten

DSC_0837

 

 

Die twee minuten herdenken, werden uren, dagen, jaren een heel leven, twee maanden geen drank, gisteren ging dan toch de kurk van de fles en na die fles nog een, een hele doos, mijn leven werd gedeeld, gesprekken kwamen op gang, reactie lokte het uit en nog meer vreemde dingen kwamen op mijn pad, naar tijden van slavernij! Verweven, aangetrouwd, niet van eigen bloed en mijn buur-man, fier en trots, eens ooit ontstaan uit slavernij, als levend bewijs, van toen boten, hun ruimen hadden gevuld met mensenvlees, geroofd, verkracht, verkocht, verhandeld, gehuwd, gebaard en op gejaagd en de volgorde hier van, is minder van belang als wel dat het levend bewijs is, van wat daar eens afspeelde, een van zijn voor moeders is waarschijnlijk gehuwd met een schot en zo draagt hij eens per jaar een kilt, wat hem siert, ik heb het met eigen ogen mogen aanschouwen, dat lichaam vol spieren en kracht, die trots die afstraal van zijn gezicht, een man die ik vriend mag noemen, dat is houden van! En zo zijn zijn kinderen, kinderen van mij, zo als ik alle kinderen van mijn vrienden, beschouw als mijn kinderen en dat gezinsleven beleef door hen, zo als in mijn leven de keuken zo belangrijk was, die kop groente-soep met ballen, die tafel gedekt, dat geroezemoes, die ijle kreet van een kind, zoon of dochter, die vochten om dat homp brood, omdat het groter was, terwijl de kleinste de kat uit de boom keken en ik slechts de poes zag staan, waar een staart aan zat, en dat is niet altijd zo! Net zo min als dat ik altijd aan die tafel zat en al doende verschillende tafels bezocht omdat mijn leven van hot naar haar ging, zo als mijn leven een grote warboel was geworden, nog warrige als de de kluwen wol, die die poes in zijn klauwen had gehad en het wab wat voor bestemt was voor me, zonder dat ik kon weven als een spin, die wel degelijk weet, wat hij of zij doet, ik wist nikt, tot op de dag van vandaag en zo begeef ik me in die geketende slaven, ga aan boord, ga in dat ruim, waar het stinkt, naar zweet en angst, klonk daar niet een gezang? Als redder in de nood? Een gospel?of toch gewoon een dorpslied, van de met leem besmeurde hut, daar weg gestopt, gemaakt, want daar was je veilig? Wie had dat gedacht?wie had ooit dit gelezen wat ik nu schrijf? Want iemand moet het doen.