Die twee minuten herdenken, werden uren, dagen, jaren een heel leven, twee maanden geen drank, gisteren ging dan toch de kurk van de fles en na die fles nog een, een hele doos, mijn leven werd gedeeld, gesprekken kwamen op gang, reactie lokte het uit en nog meer vreemde dingen kwamen op mijn pad, naar tijden van slavernij! Verweven, aangetrouwd, niet van eigen bloed en mijn buur-man, fier en trots, eens ooit ontstaan uit slavernij, als levend bewijs, van toen boten, hun ruimen hadden gevuld met mensenvlees, geroofd, verkracht, verkocht, verhandeld, gehuwd, gebaard en op gejaagd en de volgorde hier van, is minder van belang als wel dat het levend bewijs is, van wat daar eens afspeelde, een van zijn voor moeders is waarschijnlijk gehuwd met een schot en zo draagt hij eens per jaar een kilt, wat hem siert, ik heb het met eigen ogen mogen aanschouwen, dat lichaam vol spieren en kracht, die trots die afstraal van zijn gezicht, een man die ik vriend mag noemen, dat is houden van! En zo zijn zijn kinderen, kinderen van mij, zo als ik alle kinderen van mijn vrienden, beschouw als mijn kinderen en dat gezinsleven beleef door hen, zo als in mijn leven de keuken zo belangrijk was, die kop groente-soep met ballen, die tafel gedekt, dat geroezemoes, die ijle kreet van een kind, zoon of dochter, die vochten om dat homp brood, omdat het groter was, terwijl de kleinste de kat uit de boom keken en ik slechts de poes zag staan, waar een staart aan zat, en dat is niet altijd zo! Net zo min als dat ik altijd aan die tafel zat en al doende verschillende tafels bezocht omdat mijn leven van hot naar haar ging, zo als mijn leven een grote warboel was geworden, nog warrige als de de kluwen wol, die die poes in zijn klauwen had gehad en het wab wat voor bestemt was voor me, zonder dat ik kon weven als een spin, die wel degelijk weet, wat hij of zij doet, ik wist nikt, tot op de dag van vandaag en zo begeef ik me in die geketende slaven, ga aan boord, ga in dat ruim, waar het stinkt, naar zweet en angst, klonk daar niet een gezang? Als redder in de nood? Een gospel?of toch gewoon een dorpslied, van de met leem besmeurde hut, daar weg gestopt, gemaakt, want daar was je veilig? Wie had dat gedacht?wie had ooit dit gelezen wat ik nu schrijf? Want iemand moet het doen.
Een gedachte over “marang Aku, lan Aku bakal ngerti-vertel me en ik zal weten”