Terwijl het land, gewoon doorgaat land te zijn, beschermengelen daar ook vandaan komen, nog wel bedankt, dat het ons ernst was? dat was zeker, dat hadden jullie goed begrepen, maar met ons voelde jullie, je op de plaats, thuis! een thuis, die vele van ons niet gekend hebben, sorry als ik iemand op een hoop gooi, het geeft me het gevoel niet alleen te zijn, zo alleen als onze ouders en familie, vrienden en kennissen in dat graf, of dat nu in Indonesië is! ergens anders op deze aarde, het blijft kil en alleen, terwijl de kippen over mijn armen lopen en het vel er achteraan en de rest? Misschien zonder huid, zonder gevoel? Niet eenzaam? niet herkennen en erkennen, weg kijken! Terwijl wij wel de weg op gingen, nog erger, wij gingen op straat, wij deden het op straat en riepen, uit volle borsten en wie geen stem had, had schitterende ogen, vol trots, zo als we vol trots keken naar die krans, die krans die alles bezielde, die al onze verhalen verbond, zo als het lint, er omheen, gevlochten en vergeefs door de wind, glad werd gestreken, keer op keer! ik kan de handen niet meer tellen, die teder en liefdevol, haar aanraakte, als of ze een van ons was, als of ze levend werd, al die miljoenen doden, die ooit gereduceerd werden tot 0, maar waar van wij wel anders weten en andere getallen hebben, als bewijs? die graven, witte kruizen die afsteken tegen soms blauwe lucht, of donderend grijs, kil zwart, verweven met groen en hier en daar een spriet, geknipt, waar een kapper, jaloers op zou wezen, terwijl we de laatste eer bewijzen op die gedenkwaardige dag en dit ook blijven doen, tot wij geroepen worden, zolang gaan wij de weg op, de straat, tot onze ouders worden gehoord!
Een gedachte over “Maar wat als niets? en je bekdichtstoptverf!”