TUKKUT

DSC_0048

 

 

Wat is het leven mooi! Wat schijnt die zon, wat waait die wind, die stormt me alle planten uit de grond, die met pijn en moeite drie weken geleden, er in gezet waren, dit contrast van heden en verleden, die met pijn scheuten door mijn ziel schieten, waar ik me staande moet houden, in deze orkaan, waar ik schichtig naar boven kijk, als of de goden onraad ruiken en kruitdampen mijn neus vleugels bereiken, een spontane niesbui oproepen, mijn wereld stort in een! Elke houvast van eens, lijkt een koord met snot en ontglipt mijn vingers en duikel achter over in tijd.

Mijn nieuw gewonnen nicht, vertelt me verhalen, van de periode, na dat ik geland was op Schiphol, uit een tijd dat ik het kinderhuis net verlaten had, klaar gestoomd werd voor de adoptie, ze kent mijn moeder! Ze kende mijn opa en oma of ieder geval van een foto, of verhalen, zij kent de zussen van mijn moeder! Zij heeft met mijn moeder in het zelfde huis gewoond? Terwijl ik verloren dwaalde in Berg en Dal, aan de andere kant van de wereld, het land waar ik geboren ben, terwijl ik geen lief hebber ben van drama, of drama stukken opgevoerd in theaters, want hoe kun je van drama houden als je zelf een en al een stuk drama bent, terwijl je leven in een snotdoek, gesnoten word, de maden je neus uitkruipen, van de stokslagen die je moeder van de Jappen kreeg of haar broer in Birma en al die anderen en die anderen die het nooit na hebben kunnen vertellen, waarin mijn verhaal verzwolgen word, zo als een spons, zwelgt water en als je knijpt, uiteindelijk water verloren gaat, zo als het leven en zijn adem verging in rottende lucht, zo als die scheet die uit mijn kont ontsnapt en lacht naar die Jap, niet die Japanner van vandaag, die Japanner van toen, die net als onze buurman het niet had geweten, net zo min als ik wat weet, maar nu ga weten, ik vroeg er zelf om, want ik wil weten, ik wil weten wat was eens, mijn moeder, mijn gezin, mijn leven, voor kort, slechts heel kort, zo kort, dat het koord om mijn nek in de gevangenis in Duitsland bezweek, uit angst voor de dood die door hoger af, nog niet was beslist en angst stront in mijn broek, groen kleurde of geel, bruin, ik weet nog wel de stank, van angst, de angst, te weten, wat ik moest vergeten, wat vergeten had moeten worden en nooit is gekomen, maar wel kwam en uit eindelijk is gekomen, dankbaar voor de helderheid, van eens mijn bestaan, mijn zijn, wat heb ik dat gemist, terwijl ik niet gemist heb, die honger, nog dat slaag, nog die gesloten kasten, die trappen, die vernedering, doet dat onder voor de Jappen, die ontkenning door Nederland, door zijn regering, zijn volks getrouwen en wij, wie zijn wij dan wel, toen jullie nog niets durfden, toen wij moesten bewaken de binnenstad van Nijmegen en noem al die steden op en Concerten, feesten, waar wij stonden tegen over een overmacht, niet weken, waar littekens nog sieren ons lichaam, terwijl de woede giert door mijn lichaam, denk ik aan toen, het was niet anders, het was zwart wit, dit kwam door tijd, kleur is mooi, maar heeft geen verbetering gebracht in tijd, het enige verschil is dat je nu bloed kunt zien stromen, misschien binnenkort kunt ruiken, terwijl het hart uit een mens werd gerukt, hopelijk niet de mijne!

Een gedachte over “TUKKUT

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s