Kijk niet, kijk niet naar wat ik schrijf, laat alles onbewogen, langs je heen gaan, terwijl die pijn, verscheurend door me heen gaat, verscheur die dag van de kalender en smijt het in een hoek, terwijl je dacht dat het weer een kreet van Loesje was, die na gelezen, de dag van vandaag aan gaf, met een nieuwe spreuk. Laat het onbewogen langs je heen glijden, weer het af, zo als je altijd graag deed, terwijl je hart anders spreekt, dat zie ik aan je ogen, dat zie ik aan je handen, die zoeken naar houvast, ik kan er mee leven, heb slecht neer gezet wat ik voel en die kleine prullenbak, is tot de rand gevuld en je weet niet hoe snel je die moet gaan legen en ik blijf achter, laat mij maar zitten, laat mij de woorden vinden, laat me zoeken, laat me gaan en op een dag! Terwijl je je billen afveegt, zie je letters verschijnen, die uit je poep-gat komen, zo snel kun jij die rol wc papier, niet afwikkelen, als dat er letters rollen, samen met je drol, die drol, in eens verdunt, door de wc ruimte, tegen de wanden aan gespetterd en voor je het weet, staat op de muren geschreven, wat in je leeft en waren het niet mijn woorden? Die je niet wou zien? Van toen jij de dag van gisteren weg scheurde om te weten wat vandaag stond aan te komen? Daar zit je dan, verlamt in je kleine hok, ik wil de geur niet eens beschrijven, kan die zo wel raden.
Een gedachte over “Nou vrolijks iets”