Zo denk ik terug aan toen, zo gaat mij geest weer op hol en kan ik niet slapen en schiet dat touw weer uit zijn voegen, gaat de ladder naar benden, naar reikende handen die hopen gered te worden, die een nieuw leven zoeken, zo als ik ooit eens, een boei, gekleurd, wit en rood en ik weet ook niet waarom, waar om was het niet gekleurd zwart wit en de schimmel van sinterklaas, zonder zwarte pieten? Want dat mag niet meer, wat een gelul, zwart is zwart en wit is wit, zo is het nu, een maal zo, dat maakt toch niets uit?Ik ben donker van huis uit, dat wil niet zeggen dat ik niet van je hou?dat wil niet zeggen dat ik niet aan de zelfde tafel zou, willen zitten met jou, je huid zo wit en je haren zo blond, dat ik een zonnebril op moet zetten om überhaupt nog iets te kunnen onderscheiden, onderscheiden van wat is echt, wat is waarde, wat heeft waarden, om voor te leven en wie wil dat bepalen? Ik niet, je bent mijn mede mens, jij door staat de zelfde angsten als ik, jou geboorte was net zo beroerd als die van mij, wij zaten in het zelfde tehuis, we groeide op in de zelfde buurt, we aten de zelfde kroketten en kotsten, die ook weer uit als die niet goed waren, terwijl wij wel goed waren als vrienden, terwijl wij gebruikte, genoten met volle teugen, de ondeugden van het leven en enkele, onder ons willen dat vergeten, zij werken, en dat is goed! beter werken als niets doen en gaan dan het leven beoordelen, om ons heen en gaan bepalen wat juist is, zo deed ik een greep naar dat touw en blij was, voor dat ik dieper af in de goot, dat het puntje van dat touw mijn vingers bereikte, ik mocht aan raken, voelen, het weefsel, zo fijn gevlochten, oké door een machine, niet met mensen handen, zo als wel eer, het gaat om de stoerheid, die zelfde stoerheid, die mensen opzweept, tot daden, heel nobel gedacht, maar verdoemt zijn, tot te eindigen in het koord dat uitstrekt, naar je hand, naar je vinger top, zo als ik een lag daar in die goot, verloren, en hoe kan die hand, die heeft een vinger, die heeft een top en daar op een nagel, af gekloven of niet, schoon gemaakt en onder houden en dit laatste betwijfel ik, je kartonnen doos was ook niet alles en de straat waar je huisde, was nog minder en je neus vleugels puilde uit, van het poeder en je aderen werden vol gespoten, als of een auto gespoten werd en je hersens gingen op hol, op drift als een boot en dit is nog maar een kleine omschrijving, wat door je heen ging en jij wil nu bepalen hoe het leven gaat, schaam je, schaam je diep, laat je grote bek, dicht solderen, dicht, zo dicht als het maar kan zijn, in plaats daar van, stel je open, zo als mensen open stonden voor jou, toen je geen recht had van spreken, toen je vingers dat koord nog niet konden voelen, jouw zekerheid nog niet geborenen was, nog binnen, wel buiten, je oogwit weg draaide en geel werd, je aders vol gespoten, uitpuilend, verkracht en je zinnen, verstomde, je lippen droog, je tong verloren hing, uit je mond en je oog kassen draaide weg naar het niets, terwijl anderen hun neuzen snoven als een stofzuigen, tenminste dat gebeurde bij mij, ik snoof voor honderd mensen te gelijk, heel jammer voor hen na mij voor hen was het feestje over, en met dat kom ik terug,op dat touw, dat bungelt en wacht geduldig op redding, je hoeft alleen maar te grijpen en begrijpen, meer word niet gevraagd nog verlangt, vergeet die gedachten, dat beter bent als of ooit was als de mens, de ziel, wat voor kleur ook, welk land ooit, welk geloof ooit en welk eten ooit, heb je het geproefd, heb je het gelooft, heb je ooit je verkleed, dat je was, wat je niet was, hebben je hersens ooit ruimte gegeven in de gedachten van een ander? Anders als wat jij uitstraalt en houd voor de waarheid? Gijp dat touw voor het te laat is, laat je om hoog hijsen, onttrek je van je boze gedachten en weet het touw is daar slechts een keer, nu, nog voor je terug valt in de goot waar je ooit een in terecht kwam, verdient of niet. En het is te laat voor je.
Een gedachte over “Hinkelbeen en krekel, specht rood wit”