Terwijl mijn ogen dicht geknepen waren, zoals ze waren in de baarmoeder, zo sloot ik mijn ogen voor al het geweld om mij heen en later kneep ik ze nog krampachtiger dicht, voor mijn eigen daden, zo ging ik blind door het leven, tot de oerroep mij riep en schoorvoetent gehoorzaamde ik een keer in mijn leven, van boven af kwam een stem, die sprak pak je spullen en ga,ga de wijde wereld in, het geen ik deed en jaren moest ik lopen, buigen en knielen, ontberen om mijn fouten teverbeteren en al die jaren galmde de oerroep in mijn hooft, slapen was zelden, sterrehemels boven mijn hoofd, kilte en wanhoop en als een ster viel, wist ik dat deze niet voor mij bestemt was, ik werd gespaart, mij stonden anderen dingen tewachten, voor mij was iets anders bedacht, dat waar ik nooit op zo komen nog aan had gedacht, het kijken naar, wat je hebt, die rijkdom van het niets en zo liep ik naakt rond, vol muggen beten, ik heb bij dieren geslapen in die nachten als de kou ondraaglijk was, het stro prikte in mijn neus gaten en moest niezen een sneeuw deken lag over mij gespreid bij het ontwaken van de dag, de wolven huilen en hun echo weer kaaste in de bergen en dalen en gaven mij kippenvel, maar ook voldoening in gedachte, werd ik weer warm en ving vissen uit de beek, die als een ader verkoeling gaf of bevroren koud, ijskoud, waar aan de rand de sneeuw terug deinsde, zo als ik terug deinsde, voor mensen die sporadisch mijn pad kruisde, mijn verwilderde blik, mijn baard, mijn stank, ik werd ontweken, dit laaste was ik wel gewend, ik at wat ik vond en somms at ik modder, soms at ik niets en ik verloor me zelf, ik was de weg kwijt en liep in circels en verbleef zo maanden in het zelfde dal n kon niet tegen die berg op komen, tewijl die stem vertelde dat ik dat moest, to op een morgen de zon door brak, me verwarmde en tevens mijn laaste beetje moed en overdie top daar keek ik uit en streek neer, het uitzicht sloeg me in het gezicht, als een zweep, ik begon tebegrijpen, dat je eerst onder moet zijn om naar boven teklimmen en anders om en zo ging ik veel later vrijwillig naar beneden en ben daar gebleven, nu heb ik het niet koud, mijn hart is warm, gevult, ik ben geschoren en slaap met een hond die naast mijn bed zijn plaats heeft ik ben verlost van die oerstem, die heb ik jaren niet meer gehoord, ik ben een beter mens geworden en heb mijn ogen wagenwijd open.