Nognooit

063

Nou daar zat ik dan! met een geest, de mist en het onheil dat over me uitgeroepen werd en een geest die niet van mij was, een vreemde geest en in Berg en Dal spookte het van de geesten, je kon nergens komen of men vertelde van heksen, die daar waren verbrand, of huizen die als afbraak lagen waar ooit foute mensen gewoond hadden in de oorlog, daar waren geesten, in elk dal dat je kwam of weer omhoog kwam was er spraken van geesten, nu denk ik dat dit me zwaar beinvloed heeft, mijn geest kon dat niet meer alleen aan, tussen al die bedrijven moest ik naar school toe, nou dat verhaal kennen jullie, dat werd ook al niet veel, dus ging ik maar al die geesten bezoeken met mijn trouwe hond en die deed niets liever als achter katten aan rennen en soms dan, had die poes of kat pech en zo noemde ze me toen de katten doder, als of ik het gedaan had, die hond van mij luisterde alleen wanneer het haar uit kwam, als ik snoepjes had of ijs, ja natuurlijk vond ik het niet leuk, dat mijn hond dat deed, als ik zo om me heen keek, maakte iedereen elkaar wel af en mij ook, later heb ik dat allemaal goed gemaakt en ben katte liefhebber geworden en heb die nog steeds, net als een hond, we hebben zelfs prijzen gewonnen met de hond en dan stond er de hond die niet kon zitten, leuk grapje van de schrijver in de krant, niet voor mij, ik was beledigt, watn mijn hond een Duitse staander kon wel goed zitten, daarom wonnen we ook de prijs, met de poezen later wonnen we in Brussel drie prijzen en waren gelijk alle jongen poezen kwijt, poen in de zak en de moeder mee naar huis, dat waren ook wel hele mooie poezen, Siameese met blauwe ogen, verder kon je in berg en dal sleetje rijden van de hoge weg af, zo op de Eliseesevelden, of bij Tivolie door het bos de stijle wand af, best gevaarlijk, beneden Berg en dal, daar was een jongen op een boomstrok gedoken met de slee en liep zijn hele leven mank, dus buiten blauwe plekken en kneuzingen ben ik er goed van af gekomen, van school had ik vrienden die ook mee wilde, dat waren stads mensen en die keken hun ogen uit en vooral als ik dan spannende verhalen vertelde, waar of uit de duim gezogen, deze laaste verhalen vond men wel het mooist, dus ben toen verder in mijn leven maar verhalen blijven vertellen, dat waren de momenten dat iedereen aan mijn lippen hing, zulke sterke verhalen, hoe kwam ik er op, bij, aan?dat is vast die schuld van mijn duim, want om dat die tepel ontbrak in mijn jeugt, zoog is daar maar aan en verder vrat ik altijd mijn nagels tot op de bodum af en daar werd ook van verteld dat je daar ergedingen van zou krijgen, later!, dus het stapelde zich wel allemaal op rond om me heen, van spoken en bezweringen, dan word als het waren een muur om mijn mist getrokken en word je verstikt, dan loopt je gezicht een beetje paars aan, maar omdat mijn huid donker was krijg je een soort vieze poep kleur en daar in prijkte mijn blauwe ogen en daar in het midden een neus, waar ik altijd moest kontroleren of die wel schoon was, anders kreeg je weer op je donder en daar had ik geen zin in, het was niet mijn fout dat er zoveel stof op al die wegen lag, vaak waren het zand paden, die kom je haast niet meer tegen, maar toen wel, alles was zand, zelfs toen we verhuisde was er nog niet eens een weg voor het huis, kun je de troep voorstellen als het geregent had, modder, de varkens uit het dorp keken altijd jaloers naar mij, als ik langs kwam onder de modder, dan knorde ze en ik kon ze dan verstaan en vertelde dat de boer,  me verboden had het hek open temaken voor ze  en ze zette me aan het toch tedoen, maar mijn angst voor die boer was groter, dan die varkens, die varkens waren lief en rose, behalve als het regende, dan zagen ze er net zo uit als ik, we hadden daar een kerkhof en daar waren ook al geesten, het kerkhof lag achter de school, zo van op geruimt staat netjes en als je door dat hek kwam dan gingen je haren overeindstaan, dan kreeg je kippenvel en dan werd je heel erg bang en dan wilde je weg gaan en ook niet, dat was die tweestrijd met de duivel en daar werd ik ook al vooruit gemaakt, vroeger vertelde mijn oma dat de Baboe vertelde dat ik het kind van de duivel was, ja wat wil je dan? dan komt er niets van je terecht en ooit veel later stak ik perongeluk een stuk gras in brand en kwam er een wind en voor ik het wist stond alles in de hens en heb door mijn geest, de geest gehad het te kunnen doven voor de brandweer kwam en iedereen wees naar mij, ik was zwartepiet en veel,veel later kreeg ik de schuld, dat er een bos was af gefikt, ze hadden een brief van mijn vader gevonden, met zijn naam en ons aderes, daar sta je dan staale Jesus keek me aan! van zie je wel! gelukkig was ik weesen tennissen en kon het dus nooit gedaan hebben, wat was staale jesus teleur gesteld en droop af en ik was op gelucht, dat snappen jullie wel, ik had nette witte tennes kleren aan met een crokodil er op.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s