Ik was ziek, ik heb geslapen, als of ik, voor zestig jaar, moest in halen, zelft mijn TGV heeft me niet gewekt, iedereen heeft me met rust gelaten, alhoewel ik wel de poes hoorde en haar twee kinderen, das leuk, weer van die kleine beestjes in huis, nou ja net een huis, het huis is nog steeds om te huilen, mijn totaale ik is naar gort, mijn vrouw aan de drank, onze dochter gelukkig, omdat ze ons heeft en de kleine poesjes, vandaag kreeg ik tehoren dat de heg is gezet door Jose en Maria, dus over drie jaar kan, niemand het eten van mijn bord afkijken, of de kus van mijn lippen, die bestemt zijn, voor mijn naasten, ik heb gezien, dat het ook niet uit maakt of ik elkedag schrijf, dus dat lucht me op, die drang is weg en zit nu te overleggen wat ik zal gaan eten, terwijl ik het antwoord al ken, ik was zo moe, dat ik mijn hooft overal neer gelegt zou hebben als was het in de sloot, karton of een hoop stront, dit laaste, opdat de vliegen me gezelschap hielden, of in mijn neus zouden kruipen, in mijn mond, liefs die grote geel groene, wat dat betreft, heb ik er schijt aan, zo moe was ik, misschien was ik net als U zo getroffen door het ongeluk, de tragdie van een gek! iets wat zelfs bij mij niet zou opkomen in dat rare hooft van me, hoe ziek moet je wezen?en dan vooral dat niemand dat door heeft, dan hoop ik gouw dat ze een machiene uitvinden, waar je aan gesloten word, met van die zwarte draden om te kijken of alles wel goed met je gaat, of er ergens niet een steekje los zit en dan hoop ik dat allemensen er op aan gesloten worden, zodat er minder leed komt op deze aarde komt, ik heb aan die draden gezeten, ik heb alle testen gehad,ze hebben me lek gespoten, tot in mijn kont gekeken en al die ogen, die keken en al vragen die werden gestelt, ze zijn alleen, die anderen vergeten om me heen, die hebben ze niets gevraagt, nog in hun kont, aangekeken, ik net als jullie, gehuivert en gehuild, laat staan de familie leden en naasten, dat vliegtuig zelf maakt niet uit, dat maken we wel opnieuw, niets kan hetstelt worden van, wat daar tegen die berg gesmakt werd, wat tot poeder werd vermalen, waar in de resten van wat had moeten wezen, zijn, versprijd, misschien wel verwaait, om nooit meer gevonden, te worden, verloren voor eeuwig, als of het, het recht verloor, door een harde klap, om bij zijn naaste, terug te keren, in een kist en nu slechts aangeveegd, met een blik, de stoffer was niet nodig, want anders mengde het met het zand van de berg, de overschotten, van wat daar voor, die achtkilometer daling, nog was intakt, nog blij en waarschijnlijk gelukkig was, toe was er nog hoop, toen werden nog droomen gesponnen en bleven ze niet haken in een web, zelf nog voor ze opstegen, voor dat ze de trap op zouden gaan, nog voor ze aan kwamen op dat vliegveld, nog voor ze liepen langs die rotonde, want die ken ik goed, misschien werden ze wel afgezet, lieten hun wagen op de parkeer plaatsen parkeren, betaald staan, misschien hadden ze in een hotel dicht bij geslapen, want dat was beter als wachten op de dood en tussen al deze bewegingen, gedachten, mogelijkheden, is er een mens! die heel wat anders had! die heel wat anders dacht en die was met mensen, die niet eens wisten wat! in hem omgingen en dan sijpelt beetje bij beetje informatie over dit al, maar, dat wisten al deze mensen niet en die lopen, dan die trap op in dat vliegtuig, verschillende werelden en verhalen, verschillende goden en geloven of niet!die zoeken hun plaatsen op, misschien worden ze begeleid, door een man of vrouw, laten we hen ook niet vergeten, dan die bijpiloot! en die malloot, die pitoot is, de gezagsvoerder,en dit zamen, duikt dan naar beneden op een plaats, zo onherbergzaam, dat het boek, alleen op de wereld, nog leuk gaat worden, om telezen,maar niet! wat daar gebeurde, wat had ik er voor over gehad, net als U, als we dat hadden kunnen voorkomen, die botjes die daar dagen in de kou hebben gelegen, zonder dat ze het voelde, maar toch? zo werkt dan niet, stel die brief of bel, telefoon en gaat en je krijgt dat nieuws?dan zakt de wereld onder je vandaan, dan zoek je houvast, aan wat?je naaste, maar die zijn dood! dan krijg je gedachten, die gaan zoeken en het grote waarom! en waarom zij en niet ik, wat kan ik doen, veranderen aan, een moment, wat alles weg vaagt, wat we liefhebben of misschien wel lief wilden hebben, wat we koesterde, zelfs aan de borts, of slechts in je armen, of een deken voor het slapen glader strijken over de schouwders een kus op het voorhoofd of wang, een streel door het haar of lokken en die lokken en haren werden weg gewaait door die berg keten, waar zelfs geen keten waren om hen op tevangen, waar hulp, moest komen van uit de lucht, die zelfde lucht waar zij, uit neerstorte en tot poeder verdoemd waren.