Bandung, 1951-1952,
Normaal gesproken een tijd waar in de Europa aan het bij komen is van alle ellende en de nieuwe weg van de weder opbouw insloegen, voor ons Indo,s, lag het heel anders, wij zaten van de ene bevrijding in de andere oorlog die tot 1949 duurde, voor enkelen zelfs iets langer, denk aan Bandung, ik ben er geboren, maar daar weet ik niets van, het eerst beeld wat bij me op duikt is een kamp of campong, dit kan van het rode kruis geweest zijn of een instelling aldaar, gelukkig heb ik een, een jaar ouder zusje die op me past, mijn vader! wat die daar deed!!!, dat weet ik niet, zelfs op de dag van vandaag niet, kan ik daar naar gissen, wel heeft hij ons uit eindelijk gevonden en heeft me in zijn legerzak gestopt en per vliegtuig, via Australie en Singapoor naar Nederland gebracht, dit laaste weet ik door de stempels uit mijn paspoort, waar in een foto van me was, waar ik altijd met afgrijzen naar heb gekeken,dat kind wat me aan keek, ik krijg er nog de rillingen van, als of dingen in het leven zo moeten gebeuren, is in de jaren 1970 dit paspoort in een kraakerspand verbrand met alles wat ik bezat, als of mij leven vernietigt moest worden, zijn geschiedenis voor eeuwig verbannen uit de geschiedenis?
Schiphol!!! koud, we werden op gewacht, verwacht, dan die leegte, die eindeloze leegte, verdringing van wat je ziet, hoort, wat er met je gedaan word, dan die fijne momente bij Opa en Oma in Amstelveen, waar voor het huis, een sloot was, die na dertigjaar niet breder bleek te wezen als een kanaalte van een meter, hoog uit en tien centimeter diep, voor mij toen, enorm, ik zie boven op de kast, zo,n antieke kast een kaaiman, met zijn groene ogen,kijkt die op me neer, ja bij Opa en Oma daar was liefde, dan weer terug naar Amsterdam, weer in die mist bank belanden, weer die waas, waar soms, door misschin de wind, ik een tuintje waar kon nemen en huil, schreeuw en gil, laat me niet alleen?maar niemand die antwoorde, geen gehoor, geen thuis, reste een lege kamer met een bedje.
Donkere kasten van binnen, gedemt geschreeuw van buiten, snikkend in elkaar krimpent om je eigen wereld vijlig te stellen, bekende trappen van Amsterdam, waar je in een tel van af kunt donderen, ook al was dat niet jouw bedoeling of ook maar de gedachte, om zo naar beneden te gaan, weer die mist en word wakker, waar ben ik???waar is mijn zusje??? waar is Opa en Oma, waar is de kaaiman, waar is de kast, waar is de trap, waar is het getrap en geslagen worden???waar is iedereen, om mij heen???
Kinderhuis, Ragelstein,
Ja dat is ook een optie,de woede kruipt weer in me op, wil via mijn keel naar buiten klimmen, mijn mond en mijn lippen krijgen een verlengging een gezwel een gewollen lip, verlengt tot de tong van een slang, een spleet tong, die me nooit meer zou verlaten, als de klokkenluider van de Nottre Dam ben ik voor eeuwig verdoemt, om heel mijn leven in twee spalt te praten, tot dat mijn praten mijn geest bereikt, de twee spalt tentoon stelt en overhand neemt, zich verment met mijn bloed, hier en daar, druppelt, uit de littekens, of was het ook uit mijn beschadigde neus?
Mist, ik zie mist, soms geluiden, soms een bed, dan een muur, wit van de kalk, alles wit, een tennesbaan, een oprit, wat hekwerk en die eikenhouten trap! die je alleen in oude huizen tegen komt. ik zie kinderen, waar ik de naam niet eens van weet wie ben ik?? ik ben een buiten staander in dit! wat heet een weeshuis.
.
Respekt voor je jongen…..ik ben even stil….
alle goeds voor vandaag toegedacht,
Cornelia
LikeLike